Frans Strijards heeft een nieuw toneelstuk geschreven:
De Verdwaalden

Ontmoeting of confrontatie? Twee personages komen elkaar tegen op het toneel. Ze bevinden zich op het kruispunt van twee verhalen. Ze weten al snel van elkaar dat ze personages zijn uit romans, die nu geschreven worden en ze worstelen, als personage, met zichzelf, net als hun schepper. Dit zijn dramatische personages en dus maken ze zich druk over hun status, hun lot, een eventueel succes dat hun verhaal zal hebben. Maakt de belangstelling van het grote publiek je verhaal extra betekenisvol? Zit er meer achter de krachtmeting die ontstaat, wanneer het verhaal een wending neemt. Is het gedeelde verleden echt, zodra twee personages andere herinneringen hebben aan eenzelfde gebeurtenis? Berust zo’n herinnering dan op fictie? De werkelijkheid ook? En is een aan een troebele anekdote grenzend incident een te groot obstakel om samen het verhaal af te maken?

De Verdwaalden onderzoekt de broze grens tussen fictie en werkelijkheid. In een tijdperk waarin waarheid steeds vloeibaarder lijkt, waar feiten worden verdraaid, bronnen fabuleus of ronduit leugenachtig kunnen zijn, en waar men zich soms verloren waant in een maalstroom van tegenstrijdige verhalen, stelt deze voorstelling een essentiële vraag: Wat als je niet meer weet wat waar is?

Is dit hoe een psychose voelt? Wanneer de werkelijkheid versplintert en meerdere versies naast elkaar bestaan, zonder dat je weet welke de echte is? Hoeveel in ons leven neigt naar fictie? En kunnen we ermee leven als de waarheid niet meer vaststaat?

In een tijd waarin desinformatie, alternatieve feiten en georkestreerde verhalen de publieke opinie beheersen, wordt in De Verdwaalden de confronterende vraag opgeworpen: Wie schrijft ons verhaal? En kunnen we ontsnappen aan de verhalen waarin we gevangen zitten?

Kathenka: In die roman? O gut. Je bent dus niet eens de verteller zelf?

Han: Ik ben niet de schrijver, maar ik ben deels wel de verteller. Dus er wordt óver mij verteld, ik word ook veel geciteerd.

Kathenka: En die door jouw beschreven scène met je vader, die komt er dus wel helemaal in voor? Of toch niet?

Han: Nóg niet, dat is nog een struikelpunt voor de schrijver. Ik reis namelijk ook door de waanzin, mijn waanzin, en daar kom ik wel weer uit, geloof ik, maar hoe, dat weet ik niet.

Kathenka: Zo zeg. Zo. Zozo. Zo.

Han: Zo hè. Ja? Meer vragen?

Kathenka: Zeg, als ik doorga met in jouw waanzin te figureren, weet je dan wel hoe het met mij afloopt? Kom ik in die roman?

Han: Dit is nog maar een kladversie in de kop van een schrijver. Wij zijn een stadium in een proces. Dit is de rare tuimeling door een hersenmassa van een creatief persoon, die wikt en weegt. Zijn wij acceptabel voor een publiek dat graag van ons wil gaan houden, zijn we “like-bel” dus aanvaardbaar? Sleuren ze onze belevenissen met kaft en al driftig over de toonbank straks, weet je – we zijn nu nog maar een schets.

Kathenka: Het wordt tijd dat ik mij met de status en de rechten van fictieve personen ga bezighouden, geloof ik… Jij hebt het doorstaan, meegemaakt, hebt er jouw houding in gevonden.

Han: Kijk. Vóór een schrijver jou als personage heeft ingesnoerd en vastgelegd in zinnen, heb je veel méér meegemaakt dan wat de lezer ooit zal lezen. Interessant wordt met name een deel van je karakter, vanwege allerlei belevenissen die niet worden gepubliceerd, omdat een redactie of commissielid of een advocaat bezwaar tegen jouw uitingen zou kunnen maken. Ik was bijvoorbeeld wat te kwetsend voor bepaalde bevolkingsgroepen. Dat is er uit gehaald. Ikzelf moet er aan wennen. Je leert er mee leven dat je niet alles kunt zeggen.

Kathenka: Weet je dan nog wel wat er is weggehaald in je tekst?

Han: Bepaalde passage herinner ik mij, ja. Maar ja; weg is weg.

Kathenka: Je kan dus ook nog een tijdlang als een soort tuimeling door een schrijversbrein voortbestaan, jij, als persoon?

Han: Ik denk dat we allemaal liever hadden geleden en intens liefgehad, in plaats van te moeten vechten met de waanzin.